1000 momentjes van moed
Juni 2017: Bericht 1 uit het land dat nooit gekoloniseerd werd – Anne-Marie Zaat
1000 momentjes van moed. Dat is het kortste antwoord dat in me opkwam toen me gevraagd werd hoe het is om op een ander continent te gaan wonen.
Er is hier zoveel wat ik niet weet, nu ik hier begin. Zoveel ook waar ik op moet reageren terwijl ik niet weet wat gebruikelijk is, of wat de betekenis is. Er zijn zoveel momenten dat ik initiatief moet nemen zonder te weten hoe de uitkomst van mijn actie zal zijn.
’s Ochtends is het gebruikelijk om je collega’s de hand te schudden, vaak breng je je rechterschouder tegen die van de ander en klopt de persoon twee maal op de rug. Vrouwen schud je de hand en zoen je vier keer. Iedere ochtend is er even zo’n moment van twijfel: zal ik alleen “salam” zeggen? Zal ik op iemand aflopen? Zal ik handen schudden? Met schouders en rugkloppen erbij, of zoenen?
Hoe me te gedragen naar de bewakers van het bureaupand en naar de schoonmaakster? En de chauffeur, die mijn leeftijd heeft? Allemaal mensen waarmee ik geen woord kan wisselen. Hoe weet ik hoe goed mijn relatie is met degenen waarmee ik geen taal deel? Of vertrouw ik maar op wat ze me kenbaar maken via hun lichaamstaal? Iets gemakkelijker is het met mijn naaste collega’s en met de jongere chauffeurs. Maar met de directeur?
Vanochtend merkte ik dat fysieke taal ook voordelen heeft. Ik had me voorgenomen mijn baas wat kritiek geven. Door hem eerst te begroeten met de aanraking van handen, schouders en rugklopjes kon ik hem bij voorbaat bevestigen dat ik, ondanks dat we van mening verschillen, onze relatie als goed beschouw.
Ongemak, moed en vertrouwen wisselen elkaar af. Hoe te reageren op de vele mensen die op straat leven en geld vragen? Het vraagt moed om degenen die op geld aandringen, door pertinent voor me te gaan staan, te negeren. Het vraagt moed om mijn gêne te overwinnen als ik iemand, gebukt voor me, mijn schoenen laat poetsen terwijl ik ze aan heb – iets dat soms echt nodig is omdat ze door de modder smerig worden. Het vraagt moed om iets te kopen op een markt waar de verkopers meestal geen woord Engels spreken, en ik spreek geen woord Amhaars.
Ook al had iedereen me verzekerd dat er hier geen fysieke agressie is, toch vroeg het moed om voor het eerst alleen in het pikkedonker over straat te lopen, (lantaarns zijn er zelden en doen het meestal niet). Omdat veel Ethiopiërs in eerste instantie wat afstandelijk zijn, vraagt het moed om initiatief te nemen om praatjes aan te gaan, wat nodig is omdat ik Ethiopië wil ontdekken. En vervolgens kost het wat moed om als eerste opnieuw contact te maken, er maar van uitgaande dat ze me leuk genoeg vonden om me weer te willen zien.
Voor ik vertrok zeiden sommige vrienden dat ze het heel moedig van me vonden dat ik zo’n stap zette. Voor mij vroeg deze verhuizing vooraf geen moed, ik keek er met plezier naar uit.
Nu denk ik: het vraagt niet VEEL moed. Maar wel vaak een klein beetje moed.