Uit het land dat nooit gekoloniseerd werd, column door Anne-Marie Zaat, Winter 2017
Ik ben hier nu zes maanden. Tijd gaat snel!
De eerste vier maanden heerste in het hele land de noodtoestand. ‘Noodtoestand’ klonk in mijn oren heel ernstig, alsof er op ieder moment iets gewelddadigs kon gebeuren, alsof ik overal politie en leger bij roadblocks met controles van identiteitspapieren zou zien en er een continue spanning zou heersen.
Dat was niet het geval. Geen politie of leger te zien, ik ben nooit aangehouden of gecontroleerd, en heb geen moment fysiek geweld meegemaakt en me nooit gespannen gevoeld. Maar mijn Ethiopische collega’s en vrienden zijn bang en vertellen me verhalen die niet op tv of in de kranten komen.
Een vriend van een collega, die als ingenieur voor een lokale overheid werkte, is zes maanden terug opgepakt, zit nog in de gevangenis en weet nog steeds niet waarvan hij beschuldigd wordt. Zijn vrouw heeft ondertussen hun baby gekregen. Door voor te wenden dat hij ziek was, kon hij een paar uur de gevangenis uit, kocht zijn bewaker om en bezocht even zijn vrouw en nieuwe kind.
De auto van een vriend begaf het op een weg die langs het paleis van de president loopt. De bewakers sommeerden hem direct de auto weg te laten takelen, zo niet dan zou hij in de gevangenis gezet worden. Ik herinner me de diepe angst in de ogen van mijn vriend toen hij mij een paar uur later hierover vertelde.
Een collega reageerde angstig en geschokt toen hij begreep dat ik in een projectvoorstel voor Unicef geschreven had dat ‘60% van de vluchtelingen uit Eritrea in Afar (een regio in het noord-oosten van Ethiopië) buiten de vluchtelingenkampen verblijft.’ Niet dat wat ik geschreven had niet klopte, maar omdat alle cijfers formeel door een speciale commissie van de Ethiopische overheid moeten worden vastgesteld.
Uit meerdere bronnen weet ik ondertussen dat de overheid bewust liegt: over het aantal inwoners van Ethiopië, over moedersterfte, over doden door malaria, andere ziekten, of door droogte en grens-conflicten tussen twee Ethiopische regio’s. Omdat de enige telefoon- en internetlijnen in handen zijn van de overheid, de woorden ‘rechten’, ‘lobby’, ‘belangenbehartiging’ verboden zijn en informatie wordt achtergehouden of ontkend, zijn mensen bang geworden.
Nu mensen willekeurig worden gevangen genomen en de overheid bij demonstraties met scherp schiet, is het duidelijk dat ze ook echt gevaar lopen en dus iets te vrezen hebben. En ik? Ik voel geen angst. Misschien omdat ik hier zelf geen geweld heb gezien of meegemaakt. En tot op heden buitenlanders soms wel werden beperkt in reizen door het land, maar nooit zijn vastgezet.
De angst van mijn Ethiopische vrienden en collega’s gaat me aan mijn hart. Wat ik doe is luisteren, belangstelling tonen, meeleven. En in werksituaties pak ik de rol op om te spreken over thema’s die voor mijn collega’s risicovol zijn. De noodtoestand is formeel voorbij, maar voor mijn collega’s en vrienden is niets veranderd. Hun nood voor een veilige, rechtvaardige staat is nog even groot.